(Goede) kwaliteit oppervlaktewater

Opgave

Een goede oppervlaktewaterkwaliteit is bereikt als het oppervlaktewater geschikt is voor de functie die aan het water is toegekend. Dit kan agrarisch zijn, maar ook natuur of drinkwater. Onder meer deland- en tuinbouw hebben hierbij een opgave, met name voor nutriënten en gewasbeschermingsmiddelen. Aandachtspunt is dat de kwaliteit van veel oppervlaktewater sterk afhankelijk is van de kwaliteit van het water dat vanuit het buitenland instroomt. De kwaliteitsdoelen zijn Europees geregeld in de Kaderrichtlijn Water.

Oplossingen

Limburgse boeren en tuinders hebben de volgende oplossingen in huis voor deze opgave:

Kapitaliseren duurzaamheid/ maatschappelijke diensten vergoeden

Inspanningen van boeren gericht op maatschappelijke opgaven als natuur, klimaat, bodem en biodiversiteit worden op dit moment onvoldoende gewaardeerd en vergoed. Een passende vergoeding voor deze inspanningen en de daarmee gemoeide extra kosten, is belangrijk om de verduurzaming van de landbouw te doen slagen.

Mestverwaarding (onderdeel van hergebruik reststromen)

Mestverwaarding is essentieel voor de transitie van fossiel naar circulair gebruik van grondstoffen, die zowel binnen als buiten de land- en tuinbouw kunnen worden toegepast.

Robuuste gewassen

Door keuzes voor robuuste gewassen die passen bij grondsoort en omgevingsfactoren en door veredelingstechnieken toe te passen die rassen meer ziekte- en droogteresistent maken. Denk daarbij ook aan innovatieve technieken als CRISPR-CAS. En door, in gebieden die snel vol water lopen, te kiezen voor teelten die tegen veel water en een hoger grondwaterpeil kunnen.

Werken aan een weerbare bodem

Versterking van de bodemweerbaarheid door in te zetten op bodemgezondheid, op basis van onder andere een slimme inzet van dierlijke meststoffen (door onder meer precisiebemesting) en betere of andere bodembewerking.

Reductie emissies ter bescherming van natuur

De agrarische sector werkt via diverse samenwerkingsverbanden en plannen van aanpak aan de reductie van stikstof, om de invloed daarvan op de natuur zoveel mogelijk te beperken.

Plantaardige grondstoffen

Een gedeeltelijke overgang van fossiele grondstoffen naar biogrondstoffen, is een belangrijke route richting reductie van broeikasgasemissies. De land- en tuinbouw zijn zo de basis van een nieuwe, duurzame (biocirculaire) economie.

Natuurinclusieve landbouw

Natuurinclusieve landbouw is een vorm van duurzame landbouw die uitgaat van een veerkrachtig voedsel- én ecosysteem, optimaal gebruik maakt van de natuurlijke omgeving (het ‘natuurlijk kapitaal’) en deze integreert in de bedrijfsvoering. Natuurinclusieve landbouw produceert voedsel binnen de grenzen van natuur, milieu en leefomgeving en heeft een positief effect op de biodiversiteit.

Maatwerk op gebiedsniveau

Door meer maatwerk op gebiedsniveau kan worden ingespeeld op de behoeften en inpassing in het gebied. Voor het ene gebied betekent dit verduurzaming door intensivering: meer voedsel produceren met minimale input en uitstoot per product. Voor het andere juist extensiveren: met meer input en uitstoot per product, met daarbij de keus om minder te produceren en verdienvermogen te behouden door een combinatie van functionaliteiten, bijvoorbeeld agrarisch en recreatie.

Organische stofgehalte verhogen

Door in te zetten op een hoger organisch stofgehalte wordt het bodemleven versterkt, wat zorgt voor een vitale bodem en betere bodemweerbaarheid.

Perspectieven

De aarde, consumenten, buren & burgers en de Limburgse economie geven de land- en tuinbouw opgaven mee voor  de toekomst. Deze opgaven staan soms op gespannen voet met elkaar. Hierdoor staan onze boeren en tuinders voor grote uitdagingen. Maar ze zien ook perspectieven! Voor een goede kwaliteit van het oppervlaktewater zijn dit de volgende:

  • Bied ruimte aan innovaties en faciliteer samenwerking en kennisdeling.: Wet- en regelgeving, maar ook verzuiling in sectoren, blokkeren de weg naar innovaties. Door samenwerking en experimenteerruimte komen innovaties sneller van de grond en worden kansen benut.
  • Breng gevolgen voor land- en tuinbouw in beeld: Breng bij beleid en programma’s en (grote) projecten voor het buitengebied de gevolgen voor de land- en tuinbouw in beeld. Wat zijn de gevolgen qua oppervlakte, kosten, marktpositie en sociaal? Werk ook uit hoe negatieve gevolgen voor land- en tuinbouw gemitigeerd kunnen worden.
  • Investeer in kennis, onderwijs en onderzoek: Faciliteer de samenwerking tussen studenten, onderzoekers en ondernemers en investeer in goed onderwijs op alle niveaus, doorlopende leerlijnen en een leven lang ontwikkelen. Want zo wordt talent gebonden en geboeid. Investeer ook in een kennisinfrastructuur die innovaties mogelijk maakt.
  • Ondersteun de beweging naar een duurzamer, gezonder en eerlijker voedselsysteem: Boeren en tuinders hebben als primair producent hierin een cruciale rol. Goed functionerende voedselketens stellen boeren en tuinders in staat een behoorlijk inkomen te verdienen. Hierdoor kan waarde worden gecreëerd voor economische groei, de samenleving en het bedrijfsleven.
  • Voer een echte dialoog met de sector: Participatie staat hoog in het vaandel van overheden (gemeenten, provincie, waterschap). Maar dit leidt te vaak tot grote sessies of het accent op digitale inspraak. Het is wenselijk dat met de landbouwsector, als belangrijkste stakeholder én grondeigenaar in het buitengebied, een echte face-to-face dialoog wordt gevoerd voor rurale plannen, programma’s en (grotere) projecten.
  • Waardeer maatschappelijke diensten: Land- en tuinbouw dragen bij aan de oplossingen voor vele opgaven, ook maatschappelijke, zoals natuur, landschap, rust, welzijn en wateroverlast. Maar de markt betaalt die opgaven beperkt of niet. Zorg daarom voor evenwicht tussen maatschappelijke opgaven en beschikbare financiële middelen.
  • Werk integraal: Kijk bij voorgenomen plattelandsbeleid, -programma’s en -projecten naar de gevolgen in de breedte en check op tegenstrijdigheden. Betrek ondernemers, andere belanghebbenden én andere overheden. Maak vervolgens eenduidige keuzes en betrek daarbij ook opgaven en uitdagingen die niet (direct) tot de bevoegdheden van het bevoegd gezag horen. Op het agrarisch bedrijf komen al die opgaven en uitdagingen immers samen.
  • Zorg voor zuinig ruimtegebruik: Beperk grondclaims zoveel mogelijk en zet, indien nodig, in op multifunctioneel grondgebruik, waarbij gronden in agrarisch bezit en gebruik blijven (waar nodig met beperkingen).

Bovenstaande randvoorwaarden stellen onze sector in staat een belangrijke bijdrage te leveren aan een goede kwaliteit van het oppervlaktewater en daarmee aan de aarde.